Mallorca heeft duizend-en-één gezichten, al is dat wat makkelijk gezegd aan een terrastafeltje op een zwoele avond. Terwijl Zuid-Frankrijk door najaarsstormen en slagregens tot een kolkende watermassa is verworden, kabbelt het leven op het vakantie-eiland verder.
Veel van de verscheidenheid wordt ingegeven door de commercie: de toeristenvallen zijn legio. Zo hoeven we echt niet naar Lluc te rijden om een beeldje van een zwarte Madonna te zien. Het kerkje is leuk maar daar zijn er in Palma de Mallorca legio van, en de aanpalende gebouwen rond de Madonna zijn zo lelijk, benepen en treurig dat de trip wel een sof moét worden.
Ook het dorpje Porte de Pollenca is van een toeristieke lelijkheid waar Valkenburg nog een puntje aan kan zuigen. De spreekwoordelijke gastvrijheid der Spanjaarden, die elders best wel te vinden is, schittert door afwezigheid in dergelijke oorden. Al kan het op onverwachte plaatsen weer opduiken:
De weg naar Sa Calobra kringelt zich heerlijk door het grijze gebergte dat door de zon een haast paradoxale warmte uitstraalt en doet denken aan Antonioni's 'L'Avventura', waar dezelfde steen als decor dient, maar dan op een ander Mediterraans eiland.
Ingenieur Antonio Parietti, die deze Herculestaak bedacht, getekend en aangevangen heeft, durfde zelfs hele krullen in zijn weg te leggen, alsof hij zijn goedkeuring in de route zelf tot uitdrukking wilde brengen. Niemand echter wist en weet waarom de vijftien kilometer lange 'weg naar nergens' met mensenhand en een beetje dynamiet uit de achthonderd meter hoge bergen werd gekrast.
Als de route eenmaal gekozen is, is er van afdraaien geen sprake meer, zijwegen zijn er niet.
Na een schitterende rit komen we aan en worden overstelpt door de cafetaria’s en selfservices die in schreeuwende Duitse en Engelse teksten klanten pogen te lokken. Het pittoreske haventje dat eeuwen lang van de buitenwereld was afgesloten, wordt er geheel door aan het oog onttrokken. De aanblik doet de hongerige reiziger geen goed, maar dan lonkt Vrouwe Fortuna. Boven op zo'n eetschuur bevindt zich een bistro waar á la carta gegeten kan worden. Een vriendelijke grijze heer begeleidt ons naar een tafeltje aan de grote open ramen dat wél uitzicht over de baai biedt, en waar we gamba's en dorade eten. De vis en schaaldieren op ons bord moeten vanmorgen nog op een steenworp afstand rondgezwommen hebben.
Met trillende handen serveert de gastheer en jaagt wespen weg. Het is een genot om zo te smikkelen in het verder lege restaurant, want de autobussen vol toeristen zijn alweer rap terug naar de bewoonde wereld, waar de volgende attractie wacht. Alcúdia misschien, het zeeroversnest in het Noorden. Of McDonalds, dat ook al op drie of vier plaatsen het eiland geënterd schijnt te hebben.
Na de late lunch wandelen we naar de kloof die vier kilometer diep het land in dringt. Torrent die Pareis was ooit een wilde rivier die in een miljoen jaar dit litteken in het eiland sleet. Nu regeren geen golven maar klimgeiten op deze prachtige plek, dat als decor voor spaghetti-westerns heeft gediend. Millennia lang hebben zon, zand en zout geknaagd tot de rotswanden ingestort zijn en de ravijn hebben geblokkeerd.
De mens is niet verdwaald in dit geduldig geweld: decennia van telkens weer een voetstap op die ene steen hier en een hand ter steun op de rots daar hebben zich als wegwijzers in de granieten natuur getekend.
Als de schemering zich aankondigt vindt de maag dat het moment daar is om alweer te gaan knorren. Het is tijd om terug te gaan naar Porte de Pollenca en om een tafeltje te veroveren op het terras van Tiberi, waar de zaligste tapas van de stad worden geserveerd: patates met knoflook natuurlijk en een vingeraflikkend lekkere omelet met gamba's en honing, geheel en al verse calamares die toch net even anders smaken dan die ingevroren ringen, gevulde mosselen die hier net zo verrukkelijk maar toch heel anders zijn dan de schelpdieren die door Desiderio in zijn Amsterdamse tapasbar 'Genadio' geserveerd worden, de mallorcaanse salade waarin tonijn niet mag ontbreken, anchoas del norte, een varkensvlees-gerecht zo rijk dat het laat dromen van andere tijden en sprookjes en de gelukzaligheid van alle dag.
Tiberi schenkt daarbij een lekkere Rioja '99 van Vina Herminia met de klinkende naam Preferido, jong en eerlijk en boordevol Tempranillo. Heel even gekoeld is de wijn een genot.
Van de sterrenhemel daalt een diepe tevredenheid op ons neer; als we katten waren geweest zouden we nu spinnen. Of we morgen naar Valledemossa zullen gaan, wordt er gevraagd. Daar heeft alweer een wonder plaatsgevonden. Frédéric Chopin vond er in het plaatselijke klooster een rustig ziekbed en componeerde er onder andere zijn befaamde 'regendruppel' prelude. Hoewel bijzonder mooi is dat niet bovennatuurlijk, maar dat zijn metgezellin Georges Sand, de eerste vrouw die een lange broek droeg, ook een plek onder hetzelfde dak vond is toch wel opmerkelijk.
Valledemossa is echter ver weg vanavond; de tijd lijkt stil te staan in deze Mediterraanse nachten. Met een loom gebaar wordt nog een fles besteld.