Een Kerstvertelling ? (*)
Al te vaak is het Groothertogdom Luxemburg een speelbal voor grootmachten gebleken. De laatste littekens, geslagen tijdens het onmenselijke Ardennenoffensief van de Tweede Wereldoorlog, zijn nog immer niet geheel verdwenen.
Vianden, grensplaats met Duitsland, werd kapot geschoten, maar haar vermaarde monument, het duizend jaar oude kasteel, is gespaard gebleven. Eén enkele afzwaaier heeft haar getroffen, maar de tijd heeft het slot beschermd tegen het geweld van de laatste oorlog.
Dat is een gril van de Historie, want er is wat afgevochten vanaf het moment dat de Romeinen rond het jaar 360 een versterking op deze driehonderd meter hoge heuvel bouwden. In 1945 was het grootse gebouw echter dusdanig vervallen dat de ruïnes geen enkele partij strategisch voordeel konden leveren.
Waardoor ik nu, onder de sterrenhemel van een koude doch droge winternacht, op de muren kan staan en steen en dorp, rivier en omringende hellingen en de linten der verlichting kan bekijken. Het is indrukwekkend; het is heel mooi. Onder me staan steigers tegen de wallen, want al is de grote restauratie in 1977 echt begonnen, voltooid is het nog niet.
Het doet niets af aan de magie van deze plaats.
Zou de banneling hier ook zo gestaan hebben? In 1871 stonden de muren er minder stevig bij dan nu, maar Victor Hugo heeft de Wapenzaal nog wel in oorspronkelijke staat kunnen zien.
Nadat het vaderland de schrijver van prachtige gedichten, van 'De Klokkenluider van de Notre Dame' en ontelbare toneelstukken, van 'Les Misérables' en nog zoveel meer, al eerder de deur had gewezen, werd Hugo ook uit België verbannen vanwege de opvang van communards die uit Frankrijk voor vervolging waren gevlucht.
Hier, in Vianden, verbleef hij met genoegen zevenenzeventig dagen, nadat hij in voorgaande jaren al vier maal eerder een bezoek aan het dorp had gebracht. Romantisch dichter als hij was, heeft hij zeker de burcht verkend: "Le passé n'est beau qu'ainsi: en ruïne", waarbij een knipoog naar zijn eigen situatie en verleden verondersteld mag worden.
De nacht vordert en de koude wordt wat bitter. Toch kan ik me niet van het schouwspel, maar vooral van het schimmenspel, losmaken. Het is moeilijk zich de gevoelens van Victor Hugo in te beelden. En ik kan wel als een kasteelheer vanaf de kantelen op het dorp neerkijken, of als een ondeugend keukenhulpje dat er even tussenuit is geknepen, maar hoe lééfden de mensen werkelijk die hier millennia lang belegerd zijn geweest en feesten hebben gegeven, gezongen, gevochten, gehuild, gebeden, gelachen, gewerkt en bewonderd hebben? Rond deze heuvel galoppeerden ridders en reden tanks en sneuvelden ontelbaren. Bijna tastbaar verdikt de geschiedenis zich op deze plek, maar het blijft toch moeilijk om het ten volle te bevatten. Het verleden blijft in nevelen gehuld.
Als mist het kasteel zo dicht genaderd is dat de stadsmuren waar elke vijftig meter een torentje uit opspringt, niet meer zichtbaar zijn, en zelfs de uitkijktoren waar pas eeuwen later een bronzen bel in werd gehangen is verdwenen, is het tijd om terug naar het hotel te wandelen.
'Hôtel Victor Hugo' ligt pal naast rivier de Our en dat betekent een makkelijke afdaling. Niet de beroemde man zelf, maar zijn gevolg logeerde in dezelfde herberg. De kunstenaar zelf vond zijn onderkomen aan de overkant, waar nu 'zijn' museum gevestigd is.
Op een hoek van de brug is een borstbeeld van de grote dichter, een replica naar Rodin, neergezet. Een cadeautje van de Franse staat, die er ook voor gezorgd heeft dat de schrijver alle tijd had om Vianden te bezoeken...
Koude kriebelt de botten nu en ras steek ik de loper in het slot van de voordeur. Het hotel is in ruste, de eenvoud slaapt. De trappen kraken niet. Simpel maar niet Spartaans, met een stevig matras en ferme druk op de badkamer-kranen, wacht de kamer. Een goede warme douche is hier mogelijk en dat is niet altijd zo gewoon in hotels.
Blijkbaar is tussentijds de kamer schoongemaakt, want de vieze zwarte klodder in de vensterbank is weg. Gelukkig zijn de luiken voor de ramen al dicht gedaan zodat ik nu geen lawaai meer hoef te maken ! Tevreden stap ik onder de douche.
Met natte haren maar, van binnen en van buiten, heerlijk warm stap ik in het onwennige bed. Naast het ledikant staat een fles favoriete wijn waarvan ik er altijd wel één bij me heb, en mijn kleine Duralex reisglas is al gevuld met dat slaapmutsje.
Als het, met het glas nog in de hand, echt tijd wordt het licht uit te doen, zie ik iets vreemds. Iets heel vreemds: een vlinder. Op de vloer voor het raam klapt een grote vlinder loom haar zwartoranje vleugels open en dicht. Hoe bestaat het ! Is het een hallucinatie ?
Maar ik zie het toch echt. Het is winter en ik heb een vlinder in mijn kamer ! Dodelijk vermoeid maar nog steeds in leven. Kreupel poogt hij te fladderen.
Arme vlinder. Gebiologeerd kijk ik naar de prachtige vleugels, tot mijn glas leeg is. Met iets van wroeging doe ik het licht uit. Hoe geef je een vlinder krachtvoer ? Als het een kat was geweest had ik een schoteltje melk op de grond kunnen zetten... Als ik dat gehad zou hebben. Maar er is enkel...
Een idee glimpt en ik spring uit bed. In het duister spoed ik me richting badkamer, maar stop geschrokken na anderhalve pas. Stel je voor dat ik de fraaie, frêle papillon zou vertrappen! In dubio sta ik stil, maar dan zet ik op de teentoppen toch maar een stap terug en tast naar het lichtknopje.
Zou ik... ? Ik heb niets gevoeld... Ik durf nauwelijks te kijken, maar een milde beweging in een hoek laat me herademen: de vlinder leeft nog. Snel pak ik wat toiletpapier, frommel het tot een prop en neem de fles wijn. Melk op een schotel is er nu eenmaal niet, maar een beetje Morgon van Lapierre op een doek zou ik zelf verre prefereren. Ik leg het nu rood getinte papier op de grond, niet te dichtbij maar ook weer niet al te ver weg van de gammele fladderaar. Meer kan ik niet doen. Nog even kijk ik naar het koninklijke wonder en kruip dan onder de dekens. Na een klik treedt de schemer weer in.
(*) Heuse Kerstcolumns zijn nimmer geschreven, maar een aantal verhalen ‘voor bij de centrale verwarming’ zijn wel eens in decembermaanden verschenen. ‘Vlinder In Vianden’, een geheel ware gebeurtenis, is één van dergelijke vertellingen.